
Soms brei je een konijn. Niet omdat je het wilt, maar omdat iemand anders het niet meer kan. Omdat er een belofte was, een verwachting, een stukje hoop in zachte wol dat dreigde te vervallen. En dus brei je.
Maar god, wat een kutklus.
Je breit met andermans energie. Met de schaduw van een afwezig verlangen. Elke steek voelt zwaar, alsof je door stroperige herinneringen heen duwt. En dan de fouten. De verkeerde meerderingen, de ongelijke spanning, de sporen van iemand die het spoor bijster raakte. Je breit een spoor van mislukking recht, en elke volgende steek is een gevecht met de geest van een ander.
Het konijn groeit, maar het voelt niet als van mij. Het voelt als een last. Een plicht. Een stoffelijk symbool van iets dat niet meer is.
En dan, ergens tussen de vermoeidheid en de ergernis, ontvlamt er iets. Een vonk van verzet. Waarom brei ik eigenlijk het konijn van een ander? Waarom volg ik een patroon dat niet van mij is, voor een verhaal dat niet het mijne is?
Ik denk nu aan mijn eigen konijnen. Grote, eigenwijze, weerbarstige krengen. Niet schattig. Niet lief. Niet bedoeld om te knuffelen. Konijnen van opgekropte woede en frutstratie. Konijnen waarin ik al mijn agressie kan invlechten, steek voor steek.
Ik zie ze voor me: vervormd, met te lange oren of een scheve kop. Gebreid van ruige, wol die prikt. In lelijke kleuren. Met oneffenheden die niet per ongeluk zijn, maar met opzet. Fuck you-konijnen. Kunstkonijnen.
En weet je? Dat wordt pas echt leuk. Dan wordt breien weer een daad van verzet. Tegen de lieflijkheid. Tegen de verwachting. Tegen het plichtsgetrouwe karwei. Tegen de hele damn wereld die van ons vraagt om altijd maar schattig, dienstbaar en geduldig te zijn.
En dit kutkonijn dat ik bijna af heb? Het was nodig. Het was mijn lijdensweg die leidde naar de openbaring. Het laatste konijn in opdracht. Het laatste konijn van plicht.
Vanaf nu brei ik alleen nog maar mijn eigen kutkonijnen. En ze zullen prachtig zijn in hun lelijkheid. Vrij in hun eigenzinnigheid. En eerlijk in hun pure, onvervalste weerbarstigheid.
Op naar het eerste exemplaar.
Marlana